Het Urantia Boek

Verhandeling 194

De uitstorting van de Geest van Waarheid

194:0.1 ROND één uur, toen de honderdtwintig gelovigen in gebed waren, werden ze allen een vreemde tegenwoordigheid gewaar in de zaal. Tegelijkertijd werden deze discipelen zich allen bewust van een nieuw, diep gevoel van geestelijke vreugde, veiligheid en vertrouwen. Deze nieuwe bewustheid van geestelijke kracht werd onmiddellijk gevolgd door een sterke impuls om uit te gaan en het evangelie van het koninkrijk en het goede nieuws dat Jezus uit de dood was opgestaan, te verkondigen.

194:0.2 Petrus stond op en verklaarde dat dit de komst van de Geest van Waarheid moest zijn die de Meester hun had beloofd, en hij stelde voor dat zij naar de tempel zouden gaan om te beginnen met de verkondiging van het goede nieuws dat hun in handen was gegeven. En zij deden precies wat Petrus voorstelde.

194:0.3 Deze mensen waren opgeleid en geïnstrueerd in de wetenschap dat het evangelie dat zij dienden te prediken het vaderschap van God was, en het zoonschap van de mens, maar juist op dit moment van geestelijke vervoering en persoonlijke triomf, was de beste boodschap, het grootste nieuws dat deze mensen zich konden voorstellen, het feit van de verrezen Meester. En zo gingen zij erop uit, begiftigd met kracht uit den hoge, en predikten het blijde nieuws aan het volk – zelfs redding door Jezus – maar onbedoeld begingen zij de dwaling dat zij sommige feiten die met het evangelie waren verbonden, in de plaats stelden van de boodschap van het evangelie zelf. Zonder het te weten ging Petrus voor in deze vergissing en anderen volgden hem na, tot en met Paulus, die een nieuwe religie schiep uit de nieuwe versie van het goede nieuws.

194:0.4 Het evangelie van het koninkrijk is: het feit van het vaderschap van God, gekoppeld aan de waarheid die daaruit volgt, de zoonschapsbroederschap der mensen. Het Christendom dat zich sinds die dag heeft ontwikkeld is: het feit dat God de Vader van de Heer Jezus Christus is, samen met de ervaring van de gemeenschap van de gelovige met de verrezen en verheerlijkte Christus.

194:0.5 Het is niet vreemd dat deze mensen in wie de geest was uitgestort, deze gelegenheid aangrepen om hun gevoelens van triomf tot uitdrukking te brengen, triomf over de machten die getracht hadden hun Meester te doden en een eind te maken aan de invloed van zijn leer. In een ogenblik als dit lag het voor de hand dat zij in de eerste plaats aan hun persoonlijke band met Jezus dachten en in vervoering waren door de zekerheid dat de Meester nog steeds leefde, dat hun vriendschap niet ten einde was gekomen, en dat de geest inderdaad op hen was neergedaald, precies zoals hij had beloofd.

194:0.6 Deze gelovigen voelden zich plotseling overgeplaatst in een andere wereld, een nieuw bestaan van vreugde, kracht en heerlijkheid. De Meester had hun gezegd dat het koninkrijk zou komen met kracht, en sommigen van hen dachten dat zij begonnen te merken wat hij hiermee had bedoeld.

194:0.7 Dit alles in aanmerking genomen is het niet zo moeilijk te begrijpen hoe deze mensen ertoe kwamen een nieuw evangelie over Jezus te prediken in plaats van hun vroegere boodschap van het vaderschap van God en de broederschap der mensen.

1. De Pinksterprediking

194:1.1 De apostelen hadden zich veertig dagen schuil gehouden. Deze dag was toevallig het Joodse Pinksterfeest, en er waren duizenden bezoekers uit alle delen der wereld in Jeruzalem. Velen waren speciaal voor dit feest gekomen, maar de meesten waren al sinds het Paasfeest in de stad. Nu kwamen deze bevreesde apostelen na hun weken van afzondering tevoorschijn en verschenen stoutmoedig in de tempel, waar zij de nieuwe boodschap van een verrezen Messias begonnen te prediken. En alle discipelen waren zich eveneens bewust dat zij een bepaalde nieuwe geestelijke gave van inzicht en kracht hadden ontvangen.

194:1.2 Omstreeks twee uur ging Petrus op dezelfde plek staan waar zijn Meester de laatste keer in deze tempel had geleerd, en hield de prediking waarin hij het hartstochtelijke beroep op zijn toehoorders deed, dat meer dan tweeduizend zielen won. De Meester was heengegaan, maar zij ontdekten plotseling dat dit verhaal over hem een sterke invloed uitoefende op de mensen. Geen wonder dat zij ertoe kwamen voort te gaan met de verkondiging van datgene wat een rechtvaardiging inhield van hun eerdere toewijding aan Jezus, en wat tegelijkertijd de mensen zo sterk verplichtte om in hem te geloven. Zes van de apostelen namen deel aan deze bijeenkomst: Petrus, Andreas, Jakobus, Johannes, Filippus, en Matteüs. Zij spraken ruim anderhalf uur en brachten hun boodschap in het Grieks, Hebreeuws, en Aramees, en zelfs ook nog enkele woorden in andere talen die ze een beetje konden spreken.

194:1.3 De leiders der Joden stonden versteld van de stoutmoedigheid van de apostelen, maar zij durfden hen niet lastig te vallen vanwege het grote aantal mensen dat hun verhaal geloofde.

194:1.4 Tegen half vijf volgden meer dan tweeduizend nieuwe gelovigen de apostelen naar het badwater Siloam, waar Petrus, Andreas, Jakobus en Johannes hen doopten in de naam van de Meester. Het was al donker toen zij klaar waren met het dopen van deze menigte.

194:1.5 Pinksteren was het grote feest van de doop, de tijd om de proselieten der poorte, de niet-Joden die begeerden Jahweh te dienen, in de gemeenschap op te nemen. Het was daarom des te gemakkelijker voor een groot aantal Joden zowel als gelovige niet-Joden om zich op deze dag te laten dopen. Hiermee maakten zij zich geenszins los van het Joodse geloof. Zelfs nog enige tijd hierna vormden zij die in Jezus geloofden, een secte binnen het Judaïsme. Zij allen, ook de apostelen, waren nog steeds trouw aan de essentiële eisen van het Joodse ceremoniële stelsel.

2. De betekenis van Pinksteren

194:2.1 Jezus leefde op aarde en onderrichtte een evangelie, dat de mens verloste van het bijgeloof dat hij een kind was van de duivel en hem verhief tot de waardigheid van een geloofszoon van God. De boodschap van Jezus, zoals hij deze in zijn tijd predikte en leefde, was een doeltreffend middel ter oplossing van ’s mensen geestelijke moeilijkheden ten tijde dat hij deze tot uitdrukking bracht. En nu hij de wereld persoonlijk heeft verlaten, zendt hij in zijn plaats zijn Geest van Waarheid die bedoeld is om in de mens te wonen en, voor iedere nieuwe generatie, deze boodschap van Jezus opnieuw over te brengen, zodat iedere nieuwe groep stervelingen die op aarde verschijnt een nieuwe, eigentijdse versie van het evangelie zal hebben, precies zulke persoonlijke verlichting en groepsleiding, die zal blijken de steeds nieuwe, en gevarieerde geestelijke moeilijkheden van de mens doeltreffend te kunnen oplossen.

194:2.2 De eerste opdracht van deze geest is natuurlijk om waarheid te bevorderen en te individualiseren, want het begrijpen van waarheid is immers de hoogste vorm van menselijke vrijheid. Vervolgens is het het doel van deze geest om het gevoel van verweesdheid van de gelovige teniet te doen. Omdat Jezus onder de mensen is geweest, zouden alle gelovigen een gevoel van verlatenheid ervaren indien de Geest van Waarheid niet in het hart van de mensen was komen wonen.

194:2.3 Deze schenking van de geest van de Zoon bereidde het bewustzijn van alle normale mensen doeltreffend voor op de daarop volgende universum-schenking van de geest van de Vader (de Richter) aan het gehele mensdom. In zekere zin is deze Geest van Waarheid de geest van de Universele Vader en de Schepper-Zoon beiden.

194:2.4 Maakt niet de fout te verwachten dat ge u sterk verstandelijk bewust wordt van de uitgestorte Geest van Waarheid. De geest schept nooit een besef van zichzelf, alleen een besef van Michael, de Zoon. Van het begin af aan leerde Jezus dat de geest niet van zichzelf zou spreken. Daarom kan het bewijs van uw gemeenschap met de Geest van Waarheid niet worden gevonden in uw bewustheid van deze geest, maar veeleer in uw ervaring van een sterkere verbondenheid met Michael.

194:2.5 De geest kwam ook om de mensen te helpen zich de woorden van de Meester te herinneren en die te begrijpen, en eveneens om licht te werpen op zijn leven op aarde en dit opnieuw te interpreteren.

194:2.6 Vervolgens is de Geest van Waarheid gekomen om de gelovige bij te staan in het getuigen van de realiteiten van het onderricht van Jezus en van het leven zoals hij het in het vlees heeft geleid, en zoals hij het nu weer opnieuw en van voren af aan leidt in de individuele gelovige van iedere voorbijgaande generatie der van de geest vervulde zonen van God.

194:2.7 Aldus blijkt dat de Geest van Waarheid werkelijk komt om alle gelovigen in alle waarheid binnen te leiden, in de zich steeds uitbreidende kennis van de ervaring van de levende, groeiende geestelijke bewustheid van de realiteit van het eeuwige, opklimmende zoonschap bij God.

194:2.8 Jezus leidde een leven dat een openbaring is van de mens onderworpen aan de wil van de Vader, niet een voorbeeld dat enig mens moet trachten letterlijk na te volgen. Dit leven in het vlees, samen met zijn dood aan het kruis en de daarop volgende opstanding, werd weldra tot een nieuw evangelie over de losprijs die aldus betaald was om de mens vrij te kopen uit de klauwen van de boze – uit de veroordeling van een beledigde God. Maar ook al werd het evangelie ernstig misvormd, toch blijft het een feit dat deze nieuwe boodschap over Jezus ook vele fundamentele waarheden en leringen van zijn eerdere evangelie van het koninkrijk met zich mee heeft gedragen. En vroeg of laat zullen deze verborgen waarheden van het vaderschap van God en de broederschap der mensen opduiken en de civilisatie der gehele mensheid doeltreffend transformeren.

194:2.9 Deze vergissingen van het intellect verhinderden echter geenszins de grote vooruitgang van de gelovige in groei in de geest. In nog geen maand na de schenking van de Geest van Waarheid maakten de apostelen meer individuele geestelijke vooruitgang dan gedurende de bijna vier jaar van hun persoonlijke, liefdevolle omgang met de Meester. Evenmin vormde deze substitutie van het feit van de opstanding van Jezus voor de reddende evangelie- waarheid van het zoonschap bij God een belemmering voor de snelle verbreiding van hun onderricht: integendeel, deze overschaduwing van Jezus’ boodschap door de nieuwe leringen over zijn persoon en opstanding, leek de prediking van het goede nieuws zeer te vergemakkelijken.

194:2.10 De uitdrukking ‘de doop door de geest’, die in die tijd zo algemeen in gebruik kwam, betekende niet meer dan de bewuste aanvaarding van deze gave van de Geest van Waarheid en de persoonlijke erkenning van deze nieuwe geestelijke kracht als een versterking van alle geestelijke invloeden die eerder door Godkennende zielen werden ervaren.

194:2.11 Sinds de schenking van de Geest van Waarheid staat de mens bloot aan het onderricht en de leiding van een drievoudige geest-gift: de geest van de Vader, de Gedachtenrichter; de geest van de Zoon, de Geest van Waarheid; de geest van de Geest, de Heilige Geest.

194:2.12 Tot op zekere hoogte staat de mensheid bloot aan de dubbele invloed van het zevenvoudige appèl van de geest-invloeden van het universum. De vroege evolutionaire rassen der stervelingen staan bloot aan het groeiende contact met de zeven assistent-bewustzijnsgeesten van de Moeder-Geest van het plaatselijk universum. Naargelang de mens de hogere treden van intelligentie en geestelijke visie bereikt, komen uiteindelijk de zeven hogere geest-invloeden boven hem zweven en in hem wonen. En deze zeven geesten van de voortschrijdende werelden zijn:

194:2.13 1. de geschonken geest van de Universele Vader – de Gedachtenrichters;

194:2.14 2. de geest-tegenwoordigheid van de Eeuwige Zoon – de geestelijke zwaartekracht van het universum van universa en het zekere kanaal voor alle geest-gemeenschap;

194:2.15 3. de geest-tegenwoordigheid van de Oneindige Geest – het universele geest-bewustzijn der ganse schepping, de geestelijke bron van de verstandelijke verwantschap van alle progressieve verstandelijke wezens;

194:2.16 4. de geest van de Universele Vader en de Schepper-Zoon – de Geest van Waarheid, algemeen beschouwd als de geest van de Universum-Zoon;

194:2.17 5. de geest van de Oneindige Geest en de Moeder-Geest van het Universum – de Heilige Geest, algemeen beschouwd als de geest van de Universum-Geest;

194:2.18 6. de bewustzijnsgeest van de Moeder-Geest van het Universum – de zeven assistent-bewustzijnsgeesten van het plaatselijk universum;

194:2.19 7. de geest van de Vader, de Zonen, en de Geesten – de nieuwe-naam-geest van de opklimmende stervelingen van de gebieden, na de fusie van de uit de geest geboren ziel van de sterveling met de Gedachtenrichter uit het Paradijs, en nadat vervolgens de goddelijkheid en verheerlijking van de status van het Paradijs-Korps der Volkomenheid is bereikt.

194:2.20 En zo heeft de schenking van de Geest van Waarheid aan de wereld en haar volkeren de laatste geest-gave gebracht die bedoeld is als hulp in de opklimmende zoektocht naar God.

3. Wat er op Pinksteren Ggbeurde

194:3.1 Vele zonderlinge en vreemde leringen zijn verbonden geraakt met de vroege verhalen over de Pinksterdag. In latere tijden zijn de gebeurtenissen van deze dag, waarop de Geest van Waarheid, de nieuwe leraar, bij de mensheid kwam wonen, verward met de dwaze uitbarstingen van ongebreidelde emotionaliteit. De voornaamste taak van deze uitgestorte geest van de Vader en de Zoon is om de mensen te onderrichten aangaande de waarheden van de liefde van de Vader en de barmhartigheid van de Zoon. Dit zijn de waarheden van goddelijkheid die de mensen vollediger kunnen begrijpen dan alle andere goddelijke karaktertrekken. De Geest van Waarheid houdt zich hoofdzakelijk bezig met de openbaring van de geest-natuur van de Vader en het morele karakter van de Zoon. De Schepper-Zoon, in het vlees, heeft God aan de mensen geopenbaard; de Geest van Waarheid, in het hart, openbaart de Schepper-Zoon aan de mensen. Wanneer de mens de ‘vruchten van de geest’ in zijn leven voortbrengt, vertoont hij eenvoudig de trekken die de Meester in zijn eigen leven op aarde heeft gemanifesteerd. Toen Jezus op aarde was, leefde hij als één persoonlijkheid – Jezus van Nazaret. Als de inwonende geest van de ‘nieuwe leraar’ is de Meester sinds Pinksteren in staat zijn leven te opnieuw te leven in de ervaring van iedere gelovige die door waarheid wordt onderricht.

194:3.2 Vele dingen die in de loop van een mensenleven gebeuren, zijn moeilijk te begrijpen, niet gemakkelijk te verzoenen met de idee dat dit een universum is waarin waarheid de overhand heeft en waarin gerechtigheid zegeviert. Het lijkt zo dikwijls alsof laster, leugens, oneerlijkheid en ongerechtigheid – zonde – de overhand hebben. Zegeviert geloof per slot van rekening wel over kwaad, zonde en ongerechtigheid? Ja, inderdaad. Het leven van Jezus en zijn dood zijn het eeuwige bewijs dat de waarheid van goedheid en het geloof van de door de geest geleide mens altijd gerechtvaardigd zullen worden. Jezus aan het kruis werd gehoond met de woorden: ‘Laten we eens zien of God zal komen om hem te bevrijden.’ Het zag er donker uit op die dag der kruisiging, maar er scheen een heerlijk licht op de morgen der verrijzenis; het scheen nog helderder en vreugdevoller op de dag van Pinksteren. De religies van pessimistische wanhoop streven naar bevrijding van de lasten des levens; zij hunkeren naar een einde van het bestaan in eindeloze sluimer en rust. Dit zijn de religies van primitieve vrees en ontzetting. De religie van Jezus is een nieuw evangelie van geloofsvertrouwen dat verkondigd moet worden aan de worstelende mensheid. Deze nieuwe religie is gegrond op geloof, hoop en liefde.

194:3.3 Aan Jezus had het sterfelijke leven zijn hardste, wreedste en bitterste slagen toegebracht, en deze mens beantwoordde die toedelingen van wanhoop met geloof, moed en de onwankelbare vastberadenheid om de wil van zijn Vader te doen. Jezus onderging het leven in al zijn verschrikkelijke realiteit en werd het meester – zelfs in de dood. Hij gebruikte de religie niet als een bevrijding uit het leven. De religie van Jezus tracht niet aan dit leven te ontvluchten teneinde de gelukzaligheid te genieten die wacht in een ander bestaan. De religie van Jezus verschaft de blijdschap en vrede van een ander, geestelijk bestaan, waarmee het leven dat de mensen nu in het vlees leiden, verrijkt en geadeld kan worden.

194:3.4 Indien een religie een verdovend middel voor het volk is, is het niet de religie van Jezus. Aan het kruis weigerde hij het verdovende middel te drinken; zijn geest, die uitgestort is op alle vlees, is een machtige invloed in de wereld die de mens opwaarts leidt en voortstuwt. De geestelijke impuls tot vooruitgang is de machtigste drijfkracht in deze wereld; de gelovige die de waarheid leert, is de ware progressieve, strijdvaardige ziel op aarde.

194:3.5 Op de dag van Pinksteren verbrak de religie van Jezus alle nationale beperkingen en raciale ketenen. Het is voor immer waar: ‘Waar de geest van de Heer is, is vrijheid.’ Op deze dag werd de Geest van Waarheid het persoonlijke geschenk van de Meester aan iedere sterveling. Deze geest werd geschonken met het doel om gelovigen te bekwamen om het evangelie van het koninkrijk doeltreffender te prediken, maar zij begrepen de ervaring van het ontvangen van de uitgestorte geest verkeerd, namelijk als een deel van het nieuwe evangelie dat zij onbewust bezig waren te formuleren.

194:3.6 Ziet het feit niet over het hoofd dat de Geest van Waarheid uitgestort werd op alle oprechte gelovigen; deze gave van de geest viel niet alleen de apostelen ten deel. De honderdtwintig mannen en vrouwen die in de bovenzaal bijeenwaren, ontvingen allen de nieuwe leraar, evenals allen die eerlijk van hart waren in de gehele wereld. Deze nieuwe leraar werd aan de mensheid geschonken, en iedere ziel ontving hem naargelang zijn liefde voor waarheid en zijn vermogen om geestelijke realiteiten te vatten en te begrijpen. Eindelijk wordt de ware religie bevrijd van de voogdij van priesters en alle heilige klassen en vindt zij haar werkelijke manifestatie in de individuele ziel van de mensen.

194:3.7 De religie van Jezus cultiveert het hoogste type menselijke civilisatie, in de zin dat zij het hoogste type geestelijke persoonlijkheid creëert en de heiligheid van die persoon verkon- digt.

194:3.8 De komst van de Geest van Waarheid op Pinksteren heeft een religie mogelijk gemaakt die noch radicaal, noch conservatief is; zij is noch het oude, noch het nieuwe; zij zal noch door de ouderen, noch door de jongeren gedomineerd worden. Het feit van het leven van Jezus op aarde verschaft een vast punt voor het anker van de tijd, terwijl de schenking van de Geest van Waarheid zorgt voor de eeuwige uitbreiding en eindeloze groei van de religie die hij leefde en het evangelie dat hij verkondigde. De geest leidt in alle waarheid binnen; hij is de leraar van een uitdijende, immer groeiende religie van eindeloze vooruitgang en goddelijke ont- vouwing. Deze nieuwe leraar zal aan iedere waarheidzoekende gelovige immer ontvouwen wat op zulk een goddelijke wijze in de persoon en natuur van de Zoon des Mensen besloten lag.

194:3.9 De manifestaties die gepaard gingen met de schenking van de ‘nieuwe leraar’, en de aanvaarding van de prediking der apostelen door mensen van verschillende rassen en volkeren, die zich in Jeruzalem hadden verzameld, wijzen op de universaliteit van de religie van Jezus. Het evangelie van het koninkrijk zou niet met een bepaald ras, een bepaalde cultuur of taal vereenzelvigd worden. Deze Pinksterdag getuigde van de krachtige poging van de geest om de religie van Jezus te bevrijden uit de Joodse kluisters die zij had geërfd. Zelfs nadat zo was aangetoond dat de geest op alle vlees werd uitgestort, probeerden de apostelen in het eerst nog de eisen van het Judaïsme aan hun bekeerlingen op te leggen. Zelfs Paulus kwam in moeilijkheden met zijn broeders in Jeruzalem omdat hij weigerde de niet-Joodse gelovigen aan deze Joodse gebruiken te onderwerpen. Geen enkele geopenbaarde religie kan zich over de ganse wereld verbreiden wanneer zij de ernstige fout begaat zich te laten doordrenken door een nationale cultuur of zich te verenigen met gevestigde raciale, sociale of economische gebruiken.

194:3.10 De schenking van de Geest van Waarheid stond los van enigerlei vorm, ceremonie, heilige plaats of speciaal gedrag van hen die haar volle manifestatie ontvingen. Toen de geest neerdaalde op degenen die in de bovenzaal verzameld waren, zaten zij daar eenvoudigweg, nadat zij juist in stil gebed waren geweest. De geest werd zowel in de stad als daarbuiten uitgestort. Het was niet nodig voor de apostelen om zich af te zonderen op afgelegen plaatsen voor jarenlange solitaire meditatie, teneinde de geest te ontvangen. Pinksteren ontkoppelt voor altijd de idee van geestelijke ervaring van de notie van een speciale gunstige omgeving daarvoor.

194:3.11 Pinksteren, met zijn geestelijke schenking, was bedoeld om de religie van de Meester voor altijd onafhankelijk te maken van alle fysieke kracht; de leraren van deze nieuwe religie zijn nu toegerust met geestelijke wapenen. Zij moeten uitgaan en de wereld veroveren met onuitputtelijke vergevensgezindheid, ongeëvenaarde goede wil, en een overvloed van liefde. Zij zijn toegerust om het kwade te overwinnen met het goede, haat te bedwingen met liefde, en vrees te doden door een moedig en levend geloof in de waarheid. Jezus had zijn volgelingen reeds geleerd dat zijn religie nooit passief was; zijn discipelen moesten altijd actief en positief zijn in hun dienstbetoon van barmhartigheid en de liefde die zij aan de dag legden. Deze gelovigen zagen Jahweh niet langer als ‘de Heer der heerscharen.’ Zij beschouwden de eeuwige Godheid nu als de ‘God en Vader van de Heer Jezus Christus.’ Die vooruitgang maakten zij althans, ook al schoten zij tot op zekere hoogte tekort in het begrijpen van de waarheid dat God ook de geestelijke Vader van iedere individuele mens is.

194:3.12 Pinksteren begiftigde de sterveling met de kracht om persoonlijke krenkingen te vergeven, om beminnelijk te blijven onder het ergste onrecht, om onbewogen te blijven in schrikwekkend gevaar, en om het kwaad van haat en toorn te trotseren met de onverschrokken daden van liefde en verdraagzaamheid. Urantia heeft de verwoestingen van grote, vernietigende oorlogen doorgemaakt in haar geschiedenis. Alle strijdenden in deze verschrikkelijke worstelingen zijn verslagen. Er was maar één overwinnaar; er was maar één die uit deze verbitterde worstelingen te voorschijn kwam met een verhoogde reputatie – dat was Jezus van Nazaret en zijn evangelie van het overwinnen van het kwade door het goede. Het geheim van een betere civilisatie is ten innigste verbonden met het onderricht van de Meester van de broederschap der mensen, de goede wil van liefde en onderling vertrouwen.

194:3.13 Tot aan Pinksteren had de religie slechts de Godzoekende mens geopenbaard; sinds Pinksteren zoekt de mens nog steeds naar God, maar over de wereld straalt nu het schouwspel van God die ook de mens zoekt en zijn geest zendt om in hem te wonen wanneer hij de mens heeft gevonden.

194:3.14 Vóór het onderricht van Jezus, dat culmineerde in Pinksteren, hadden vrouwen weinig of geen geestelijke status in de leerstellingen van de oudere religies. Na Pinksteren stond de vrouw in de broederschap van het koninkrijk voor God op voet van gelijkheid met de man. Onder de honderdtwintig die deze speciale visitatie van de geest ontvingen, waren vele vrouwelijke discipelen en zij deelden deze zegeningen gelijkelijk met de mannelijke gelovigen. De man kan zich niet langer het alleenrecht aanmatigen op het voorgaan en dienst doen in de godsdienstoefeningen. De Farizeeër mocht God dan wel blijven danken dat hij ‘niet geboren was als vrouw, als melaatse, of als heiden,’ maar onder de volgelingen van Jezus is de vrouw voor altijd bevrijd van alle godsdienstige discriminerende handelingen die op haar sekse berust. Pinksteren haalde een streep door alle godsdienstige discriminatie die berust op verschil in ras, in cultuur, in sociale klasse, of vooroordeel ten aanzien van de seksen. Geen wonder dat deze gelovigen in de nieuwe religie plachten uit te roepen: ‘Waar de geest des Heren is, daar is vrijheid.’

194:3.15 De moeder en de broer van Jezus behoorden beiden tot de eerder genoemde honderdtwintig gelovigen en als leden van deze gewone groep discipelen ontvingen zij ook de uitgestorte geest. Zij ontvingen niet meer van de goede gave dan de anderen. Er werd geen speciale gave verleend aan de leden van de aardse familie van Jezus. Pinksteren betekende het einde van speciale priesterschappen en van alle geloof in heilige families.

194:3.16 Vóór Pinksteren hadden de apostelen veel opgegeven voor Jezus. Zij hadden hun thuis, familie, vrienden, aardse bezittingen, en posities opgeofferd. Op Pinksteren gaven zij zichzelf aan God, en de Vader en de Zoon beantwoordden dit door zichzelf aan de mens te geven – door hun geesten te zenden om in de mens te wonen. Deze ervaring, het verliezen van zichzelf en het vinden van de geest, was geen ervaring van emotie; het was een daad van intelligente zelf-overgave en onvoorwaardelijke toewijding.

194:3.17 Pinksteren was de oproep tot geestelijke eenheid onder gelovigen in het evangelie. Toen de geest neerdaalde op de discipelen te Jeruzalem, gebeurde hetzelfde in Filadelfia, Alexandrië, en overal waar oprechte gelovigen verbleven. Het was letterlijk waar dat de menigte van gelovigen ‘één van hart en één van ziel was.’ De religie van Jezus is de krachtigste eenmakende invloed die de wereld ooit heeft gekend.

194:3.18 Pinksteren was ook bedoeld om het aanmatigend zelf-bewustzijn van individuen, groepen, volkeren en rassen te verminderen. Deze geest van zelfhandhaving neemt zo in spanning toe, dat zij periodiek in vernietigende oorlogen losbreekt. De mensheid kan alleen tot eenheid komen door de geestelijke benadering, en de Geest van Waarheid is een wereld-invloed die universeel is.

194:3.19 De komst van de Geest van Waarheid zuivert het hart van de mens en brengt de ontvanger ertoe zich een levensdoel te stellen dat eerlijk gericht is op de wil van God en het welzijn van de mensen. De materiële geest van zelfzucht is opgeslokt in deze nieuwe geestelijke schenking van onbaatzuchtigheid. Pinksteren betekent toen en nu dat de Jezus uit de geschiedenis de goddelijke Zoon der levende ervaring is geworden. Wanneer de vreugde van deze uitgestorte geest bewust ervaren wordt in het menselijk leven, is zij een tonicum voor de gezondheid, een stimulans voor het denken, en een onuitputtelijke energie voor de ziel.

194:3.20 Het gebed op de dag van Pinksteren bracht niet de komst van de geest teweeg, maar het had wel veel te maken met de capaciteit tot ontvankelijkheid die de gelovigen individueel kenmerkte. Gebed beweegt het goddelijke hart niet tot vrijgevige schenkingen, maar wel graaft het dikwijls bredere en diepere kanalen waarlangs de goddelijke schenkingen het hart en de ziel kunnen toevloeien van degenen die eraan denken om zo, via oprecht gebed en ware aanbidding, ononderbroken gemeenschap met hun Maker te onderhouden.

4. Het prille begin van de Christelijke kerk

194:4.1 Toen Jezus zo plotseling door zijn vijanden werd gearresteerd en zo snel tussen twee dieven werd gekruisigd, raakten zijn apostelen en discipelen geheel van streek. De gedachte dat de Meester in hechtenis was genomen, geboeid, gegeseld, en gekruisigd, was zelfs voor de apostelen te veel. Zij vergaten zijn onderricht en zijn waarschuwingen. Hij mocht dan inderdaad een profeet geweest zijn, ‘machtig in daden en woorden voor God en het ganse volk,’ maar hij kon moeilijk de Messias zijn die, naar zij hoopten, het koninkrijk Israel weer zou oprichten.

194:4.2 Dan komt de opstanding met de verlossing uit hun wanhoop en de terugkeer van hun geloof in de goddelijkheid van de Meester. Keer op keer zien zij hem en spreken zij met hem, en hij neemt hen mee naar de Olijfberg, waar hij afscheid van hen neemt en hun zegt dat hij teruggaat naar de Vader. Hij heeft hun gezegd dat zij in Jeruzalem moeten blijven totdat zij met kracht begiftigd zullen worden – totdat de Geest van Waarheid zal komen. En op de dag van Pinksteren komt deze nieuwe leraar en meteen gaan ze erop uit om hun evangelie met nieuwe kracht te prediken. Zij zijn de onverschrokken en moedige volgelingen van een levende Heer, niet van een dode en verslagen leider. De Meester leeft in de harten van deze evangelisten: God is geen dogma in hun denken, hij is een levende tegenwoordigheid in hun ziel geworden.

194:4.3 ‘Voortdurend waren zij elken dag eendrachtig in de tempel, braken het brood aan huis en gebruikten hun maaltijden met blijdschap en eenvoud des harten, en zij loofden God en stonden in de gunst bij het gehele volk. Zij waren allen vervuld van de geest en spraken het woord van God met vrijmoedigheid. En de menigte van hen die geloofden was één van hart en één van ziel; en niemand van hen zei dat enige zaak die hij bezat zijn eigen was, en zij hadden alle dingen gemeenschappelijk.’

194:4.4 Wat is er gebeurd met deze mannen die Jezus had bevestigd en wie hij had opgedragen uit te gaan en het evangelie van het koninkrijk te verkondigen, het vaderschap van God en de broederschap der mensen? Zij hebben een nieuw evangelie; zij staan in vuur en vlam door een nieuwe ervaring; zij zijn vervuld van een nieuwe geestelijke energie. Hun boodschap is plotseling verschoven naar de verkondiging van de verrezen Christus: ‘Jezus van Nazaret, een man u van Godswege aangewezen door machtige werken en wonderen; en deze, naar de bepaalde raad en voorkennis Gods uitgeleverd, hebt gij gekruisigd en gedood. De dingen die God bij monde van alle profeten voorzegd heeft, heeft hij aldus vervuld. Deze Jezus heeft God opgewekt. God heeft hem zowel Heer als Christus gemaakt. En nu hij door de rechterhand Gods verheven is en nu hij van de Vader de belofte van de geest heeft ontvangen, heeft hij deze uitgestort, hetgeen gij ziet en hoort. Komt dan tot berouw, opdat uw zonden uitgedelgd worden; dat de Vader de Christus zende, die voor u bestemd was, Jezus, die de hemel moest opnemen tot de tijden van de wederoprichting van alle dingen.’

194:4.5 Het evangelie van het koninkrijk, de boodschap van Jezus, was plotseling veranderd in het evangelie van de Heer Jezus Christus. Zij verkondigden nu de feiten van zijn leven, dood, en opstanding en predikten de hoop op zijn spoedige wederkomst naar deze wereld om het werk te voleindigen dat hij begonnen was. Aldus had de boodschap van de vroege gelovigen te maken met prediken over de feiten van zijn eerste komst en het onderricht aangaande de hoop op zijn tweede komst, een gebeurtenis waarvan zij dachten dat hij zeer nabij was.

194:4.6 Christus stond op het punt om het credo te worden van de zich snel vormende kerk. Jezus leeft; hij stierf voor de mensen; hij schonk de geest; hij zal wederkomen. Jezus nam al hun gedachten in beslag en bepaalde geheel hun nieuwe Godsbegrip en alle andere dingen. Ze waren veel te enthousiast over het nieuwe leerstuk dat ‘God de Vader is van de Here Jezus’, om zich te bekommeren over de oude boodschap dat ‘God de liefdevolle Vader van alle mensen is,’ zelfs van iedere individuele mens. Het is waar dat er meteen een wonderbaarlijke manifestatie van broederlijke liefde en nog nooit vertoonde goede wil ontstond in deze eerste gemeenten van gelovigen. Het waren echter gemeenschappen van gelovigen in Jezus, geen gemeenschappen van broeders in het familie-koninkrijk van de Vader in de hemel. Hun goede wil ontstond uit de liefde die voortkwam uit hun voorstelling van de zelfschenking van Jezus en niet uit de erkenning van de broederschap der stervelingen. Niettemin waren zij vol vreugde, en hun leven was zo anders en uitzonderlijk, dat alle mensen zich aangetrokken voelden tot hun leer over Jezus. Zij maakten de grote fout dat zij het levende, verhelderende commentaar op het evangelie van het koninkrijk, als het evangelie zelf gebruikten, maar zelfs deze vervanging vormde de grootste godsdienst die de mensheid ooit gekend had.

194:4.7 Onmiskenbaar ontstond er een nieuwe gemeenschap in de wereld. ‘De menigte van hen die tot het geloof gekomen waren, bleven volharden bij het onderwijs der apostelen en de gemeenschap, bij het breken van het brood en de gebeden.’ Zij noemden elkaar broeder en zuster; zij begroetten elkaar met een heilige kus; zij zorgden voor de armen. Het was een gemeenschap zowel in het leven als in de eredienst. Zij leefden niet communaal omdat hun dit opgelegd werd, maar omdat zij begeerden hun goederen met hun medegelovigen te delen. Zij verwachtten vol vertrouwen dat Jezus tijdens hun generatie zou terugkomen om de oprichting van het koninkrijk van de Vader te voltooien. Dit spontane met elkander delen van aardse bezittingen, was niet een direct kenmerk van de leer van Jezus; het ontstond doordat deze mannen en vrouwen zo oprecht en vol vertrouwen geloofden dat hij iedere dag terug zou kunnen komen om zijn werk te voltooien en het koninkrijk te voleindigen. Maar de uiteindeljke gevolgen van dit goedbedoelde experiment in ondoordachte broederliefde waren rampzalig en brachten veel leed teweeg. Duizenden ernstige gelovigen verkochten hun eigendommen en deden al hun kapitaalsgoederen en andere productieve bezittingen van de hand. Na verloop van tijd kwam er een einde aan de slinkende hulpbronnen van het Christelijk ‘samen delen’ – maar niet aan de wereld. Al heel spoedig hielden de gelovigen in Antiochië een collecte om hun medegelovigen in Jeruzalem voor de hongerdood te behoeden.

194:4.8 In die tijd werd het Avondmaal des Heren gevierd zoals het was ingesteld: dat wil zeggen, men kwam bijeen voor een gezelligheidsmaal in goede kameraadschap, en nam deel aan het sacrament aan het einde van de maaltijd.

194:4.9 Eerst doopten zij in de naam van Jezus; het duurde bijna twintig jaar voor zij begonnen te dopen ‘in de naam van de Vader, de Zoon, en de Heilige Geest.’ De doop was het enige vereiste om toegelaten te worden tot de gemeenschap der gelovigen. Zij hadden nog geen organisatie: het was eenvoudig de broederschap van Jezus.

194:4.10 Deze Jezus-secte groeide snel en trok opnieuw de aandacht van de Sadduceeën. De Farizeeën bekommerden zich niet erg om de situatie, gezien het feit dat geen van de leringen ook maar enigszins de naleving van de Joodse wetten in de weg stond. Maar de Sadduceeën begonnen de leiders van de Jezus-secte in de gevangenis te werpen, totdat zij ertoe gebracht werden de raad van een van de leidende rabbi’s, Gamaliël, te aanvaarden: ‘Bemoei u niet met deze mensen en laat hen geworden, want indien dit streven of dit werk uit mensen is, zal het ten onder gaan; maar indien het uit God is, kunt gij hen niet vernietigen, en loopt ge zelfs het gevaar te moeten ondervinden dat ge tegen God strijdt.’ Men besloot Gamaliëls raad op te volgen, en er volgde een tijd van vrede en rust in Jeruzalem, gedurende welke het nieuwe evangelie over Jezus zich snel verbreidde.

194:4.11 En zo ging alles goed in Jeruzalem, totdat er grote aantallen Grieken uit Alexandrië arriveerden. Twee leerlingen van Rodan kwamen in Jeruzalem aan en maakten vele bekeerlingen onder de Hellenistische Joden. Onder hun eerste bekeerlingen waren Stefanus en Barnabas. Deze bekwame Grieken waren niet zozeer sterk de Joodse visie toegedaan, en zij hielden zich niet al te zeer aan de Joodse wijze van godsverering en andere ceremoniële gebruiken. Het was dan ook het doen en laten van deze Griekse gelovigen dat een einde maakte aan de vreedzame verhouding tussen de broederschap van Jezus en de Farizeeën en Sadduceeën. Stefanus en zijn Griekse metgezel begonnen meer te prediken zoals Jezus had onderricht, en dit bracht hen rechtstreeks in conflict met de Joodse oversten. Toen Stefanus tijdens een van zijn openbare toespraken het aanstootgevende gedeelte van zijn verhandeling bereikte, lieten zij alle formaliteiten van rechtspraak varen en stenigden hem ter plekke.

194:4.12 Stefanus, de leider van de Griekse kolonie van Jezus’ gelovigen in Jeruzalem, werd zo de eerste martelaar van het nieuwe geloof en zijn dood vormde de specifieke oorzaak van de formele organisatie van de vroeg-Christelijke kerk. Deze nieuwe crisis werd opgelost doordat men tot het inzicht kwam dat de gelovigen niet langer een sekte binnen het Joodse geloof konden vormen. Zij waren er het allen over eens dat zij zich van ongelovigen moesten afscheiden; en binnen een maand na de dood van Stefanus was de kerk te Jeruzalem georganiseerd onder het leiderschap van Petrus, terwijl Jakobus, de broer van Jezus, was geïnstalleerd als titulair hoofd.

194:4.13 Daarop braken de nieuwe, meedogenloze vervolgingen door de Joden uit, met het gevolg dat de voortvarende leraren van de nieuwe religie over Jezus, die later in Antiochië de naam Christendom kreeg, uittrokken tot aan de einden van het keizerrijk om Jezus te verkondigen. In het uitdragen van deze boodschap hadden, vóór de tijd van Paulus, de Grieken de leiding; en deze eerste zendelingen, evenals de latere, volgden de route van de tocht van Alexander in vroegere dagen, door via Gaza en Tyrus naar Antiochië te trekken, vervolgens door Klein-Azië naar Macedonië, en toen door naar Rome en naar de verste uithoeken van het rijk.