Het Urantia Boek

Verhandeling 74

Adam en Eva

74:0.1 GEREKEND vanaf het jaar 1934 A.D. kwamen Adam en Eva 37.848 jaar geleden op Urantia aan. Het was halverwege het zomerseizoen en de Hof stond in volle bloei toen zij arriveerden. Onaangekondigd daalden midden op de dag de twee serafijnse transporten (vergezeld van de medewerkers uit Jerusem aan wie het transport van de biologische verheffers voor Urantia was toevertrouwd) langzaam neer op het oppervlak van de rondwentelende planeet, in de nabijheid van de tempel van de Universele Vader. Alle werkzaamheden voor de rematerialisatie van de lichamen van Adam en Eva werden uitgevoerd op het omsloten terrein van dit recent geschapen heiligdom. Vanaf het moment van hun aankomst gingen er tien dagen voorbij voordat zij waren herschapen in de tweevoudige menselijke vorm, om als de nieuwe bestuurders van de wereld te kunnen worden voorgesteld. Zij kwamen tegelijkertijd tot bewustzijn. Materiële Zonen en Dochters dienen altijd gezamenlijk. Te allen tijde en overal is het de essentie van hun dienstbetoon om nooit van elkaar te worden gescheiden. Zij zijn ontworpen om als paar te werken en slechts zelden functioneren zij alleen.

1. Adam en Eva op Jerusem

74:1.1 De Planetaire Adam en Eva van Urantia waren leden van het hogere korps der Materiële Zonen op Jerusem en vormden gezamenlijk nummer 14.311. Zij behoorden tot de derde fysieke reeks en waren iets meer dan twee meter veertig lang.

74:1.2 Toen Adam werd gekozen om naar Urantia te komen, was hij met zijn gezellin werkzaam in de experimentele fysische laboratoria van Jerusem. Meer dan vijftienduizend jaar waren zij bestuurders geweest van de afdeling experimentele energie in haar toepassing bij de modificatie van levende gestalten. Lang voordien waren zij leraren geweest in de scholen voor burgerschap ten behoeve van de nieuw aangekomenen op Jerusem. Dit alles moet in gedachten worden gehouden bij het verslag van hun latere gedragingen op Urantia.

74:1.3 Toen de proclamatie uitging waarbij vrijwilligers werden opgeroepen voor de opdracht van de Adamische onderneming op Urantia, meldde zich het gehele hogere korps Materiële Zonen en Dochters als vrijwilligers. De Melchizedek-examinatoren verkozen ten slotte, met goedkeuring van Lanaforge en van de Meest Verhevenen van Edentia, de Adam en Eva die later als de biologische verheffers op Urantia zouden functioneren.

74:1.4 Adam en Eva waren Michael trouw gebleven gedurende de rebellie van Lucifer, maar niettemin werd het paar opgeroepen om voor de Stelsel-Soeverein en zijn voltallige kabinet te verschijnen om ondervraagd en geïnstrueerd te worden. De bijzonderheden van de zaken van Urantia werden hun volledig ontvouwd; zij werden uitvoerig geïnstrueerd inzake de plannen die moesten worden gevolgd wanneer zij de verantwoordelijkheden van het bestuur op zo’n door strijd verscheurde wereld aanvaardden. Zij legden gezamenlijk een eed van trouw af aan de Meest Verhevenen van Edentia en aan Michael van Salvington. Er werd hun bovendien naar behoren geadviseerd zich ondergeschikt te beschouwen aan het Urantia-korps van Melchizedek-curatoren totdat dit bestuurslichaam het raadzaam zou achten afstand te doen van het bestuur over de hun toegewezen wereld.

74:1.5 Dit paar uit Jerusem liet op de hoofdwereld van Satania en elders honderd nakomelingen achter, vijftig zonen en vijftig dochters, prachtige schepselen die waren ontkomen aan de valstrikken van de progressie en op het tijdstip van het vertrek van hun ouders naar Urantia allen waren aangesteld als betrouwbare administrateurs in vertrouwensposities in het universum. Zij waren allen aanwezig in de mooie tempel van de Materiële Zonen bij de afscheidsrituelen waarmee de laatste ceremoniën bij de aanvaarding van de opdracht tot zelfschenking gepaard gaan. Deze kinderen begeleidden hun ouders naar het hoofdkwartier van hun orde waar de dematerialisatie plaatsvindt en waren de laatsten die hen vaarwel zegden en goddelijke voorspoed toewensten toen zij in de slaap vielen waarbij de persoonlijkheid het bewustzijn verliest, vóór de voorbereiding voor het serafijns transport. De kinderen brachten samen enige tijd door op de plaats waar de familie gewoonlijk bijeenkwam en verheugden zich dat hun ouders spoedig de zichtbare leiders, en in werkelijkheid de enige bestuurders, zouden worden van planeet 606 van het Satania-stelsel.

74:1.6 En zo verlieten Adam en Eva Jerusem te midden van de toejuichingen en goede wensen van haar burgers. Zij vertrokken naar hun nieuwe verantwoordelijkheden met voldoende uitrusting en volledige instructies inzake alle verplichtingen en gevaren waarmee zij op Urantia zouden worden geconfronteerd.

2. De aankomst van Adam en Eva

74:2.1 Adam en Eva vielen in slaap op Jerusem en toen zij ontwaakten in de tempel van de Vader op Urantia, in de tegenwoordigheid van de machtige menigte die zich had verzameld om hen te verwelkomen, stonden zij van aangezicht tot aangezicht met twee wezens van wie zij veel hadden gehoord, Van en zijn getrouwe medewerker Amadon. Deze twee helden van de Caligastia-secessie waren de eersten die hen verwelkomden in hun nieuwe verblijf in de Hof.

74:2.2 De taal van Eden was een Andonisch dialect zoals door Amadon werd gesproken. Van en Amadon hadden deze taal belangrijk verbeterd door een nieuw alfabet van vierentwintig letters te maken en zij hadden gehoopt dat dit de taal van Urantia zou worden wanneer de cultuur van Eden zich over de hele wereld zou verspreiden. Adam en Eva hadden zich dit menselijke dialect geheel eigengemaakt voordat zij van Jerusem vertrokken, zodat deze zoon van Andon zich door de verheven heerser van zijn wereld in zijn eigen taal hoorde toespre- ken.

74:2.3 Die dag heerste er in heel Eden grote opwinding en vreugde toen de renboden in grote haast naar de plek gingen waar de postduiven van heinde en ver waren bijeengebracht, en onderwijl riepen: ‘Laat de vogels los; laat ze de boodschap brengen dat de beloofde Zoon is gekomen.’ Jaar in jaar uit hadden honderden nederzettingen van aanhangers trouw de voorraad van deze tamme duiven op peil gehouden, juist voor deze gelegenheid.

74:2.4 Naarmate het nieuws van de aankomst van Adam zich verspreidde, namen duizenden naburige stamleden de leer van Van en Amadon aan, terwijl er in Eden maandenlang pelgrims bleven binnenstromen om Adam en Eva te verwelkomen en hulde te betuigen aan hun onzienlijke Vader.

74:2.5 Spoedig na hun ontwaken werden Adam en Eva begeleid naar de grote heuvel ten noorden van de tempel, voor hun formele ontvangst. Deze natuurlijke heuvel was vergroot en in gereedheid gebracht voor de inhuldiging van de nieuwe regeerders van de wereld. Hier, op het middaguur, verwelkomde het ontvangstcomité van Urantia deze Zoon en Dochter van het Satania-stelsel. Amadon was voorzitter van dit comité van twaalf leden, waaronder een vertegenwoordiger van elk der zes Sangik-rassen; het waarnemend hoofd van de middenwezens; Annan, een toegewijde dochter en woordvoerster van de Nodieten; Noach, de zoon van de architect en bouwer van de Hof en uitvoerder van de ontwerpen van zijn gestorven vader; en de twee hier residerende Levendragers.

74:2.6 De volgende handeling was de overdracht door de senior Melchizedek, het hoofd van de raad der curatoren op Urantia, van de verantwoordelijkheid voor de hoede over de planeet aan Adam en Eva. De Materiële Zoon en Dochter legden de eed van trouw af aan de Meest Verhevenen van Norlatiadek en aan Michael van Nebadon en werden tot regeerders over Urantia uitgeroepen door Van, die hierbij afstand deed van het gezag dat hij had waargenomen en meer dan honderdvijftigduizend jaar lang had uitgeoefend krachtens het besluit van de Melchizedek-curatoren.

74:2.7 Adam en Eva werden bij deze gelegenheid, het moment van hun formele inhuldiging als bestuurders van de wereld, bekleed met koninklijke gewaden. Niet alle kunst van Dalamatia was voor de wereld verloren gegaan; de weefkunst werd in de tijd van Eden nog steeds uitgeoefend.

74:2.8 Daarna werd naar de proclamatie van de aartsengelen geluisterd en naar de stem van Gabriël toen deze het tweede beoordelingsappèl van Urantia afkondigde, en de opstanding van de slapende overlevenden van de tweede dispensatie van genade en barmhartigheid op 606 van Satania. De dispensatie van de Vorst is voorbij, het tijdperk van Adam, het derde planetaire tijdvak, vangt aan met tonelen van eenvoudige pracht, en de nieuwe regeerders van Urantia beginnen hun bewind onder ogenschijnlijk gunstige omstandigheden, niettegenstaande de wereldwijde verwarring die is teweeggebracht door het gebrek aan medewerking van de zijde van de planetaire gezagsdrager die hen was voorgegaan.

3. Adam en Eva leren de planeet kennen

74:3.1 Nu, na hun formele installatie, werden Adam en Eva zich pijnlijk bewust van hun planetaire isolement. De vertrouwde nieuwsuitzendingen waren verstomd en alle circuits van buitenplanetaire verbindingen ontbraken. Hun metgezellen op Jerusem waren naar werelden gegaan die zich zonder problemen ontwikkelden, met een goed ingewerkte Planetaire Vorst en een ervaren staf die gereed stonden om hen te ontvangen en in staat waren om met hen samen te werken gedurende hun eerste belevenissen op deze werelden. Op Urantia had de opstand echter alles veranderd. Hier was de Planetaire Vorst zeer nadrukkelijk aanwezig en, hoewel hem zijn macht om kwaad te doen grotendeels was ontnomen, was hij toch in staat de taak van Adam en Eva te bemoeilijken en tot op zekere hoogte in gevaar te brengen. Door de Hof wandelden die nacht, in het schijnsel van de volle maan, een ernstig gestemde en ontgoochelde Zoon en Dochter van Jerusem, sprekend over plannen voor de volgende dag.

74:3.2 Zo eindigde de eerste dag van Adam en Eva op Urantia, de geïsoleerde en door het verraad van Caligastia verwarde planeet; zij wandelden en spraken dan ook tot diep in de nacht, hun eerste nacht op aarde. Zeer eenzaam voelden zij zich.

74:3.3 Adam bracht zijn tweede dag op aarde door in een vergadering met de planetaire curatoren en de adviesraad. Van de Melchizedeks en hun medewerkers kwamen Adam en Eva meer bijzonderheden te weten over de opstand van Caligastia en over het gevolg van die omwenteling voor de vooruitgang van de wereld. Over het geheel genomen was het een ontmoedigend verhaal, dit lange verslag over het wanbeheer van de zaken van deze wereld. Zij vernamen alle feiten aangaande de volledige ineenstorting van de plannen van Caligastia om het proces van de sociale evolutie te versnellen. Zij werden zich ook ten volle bewust van de dwaasheid om te trachten vooruitgang op de planeet te bereiken los van het goddelijke ontwikkelingsplan. En zo eindigde een droeve dag waarin hun echter veel duidelijk was geworden – hun tweede dag op Urantia.

74:3.4 De derde dag werd gewijd aan een bezichtiging van de Hof. Terwijl zij boven deze schoonste plek op aarde door de lucht werden gedragen, keken Adam en Eva vanaf de grote passagiersvogels – de fandors – neer op de uitgestrekte terreinen van de Hof. Deze dag van bezichtiging eindigde met een enorm banket ter ere van allen die zich hadden ingespannen om deze hof van Edenische schoonheid en pracht te creëren. En opnieuw wandelden de Zoon en zijn gezellin tot laat in de nacht van hun derde dag door de Hof en spraken zij over de immensiteit van hun opgaven.

74:3.5 Op de vierde dag spraken Adam en Eva tot de in de Hof verzamelden. Vanaf de heuvel van hun inauguratie spraken zij tot de mensen over hun plannen voor het herstel van de wereld en schetsten zij de methoden waarmee zij wilden proberen de sociale beschaving van Urantia te verheffen boven het lage peil waartoe zij ten gevolge van zonde en rebellie was gezonken. Dit was een grote dag, die werd besloten met een feest voor de raad van de mannen en vrouwen die waren geselecteerd om verantwoordelijkheden te aanvaarden in het nieuwe bestuur van de wereldzaken. Let op! er waren zowel vrouwen als mannen in deze groep, en dit was de eerste keer sinds de tijd van Dalamatia dat zoiets op aarde was gebeurd. Het was een verbazingwekkende vernieuwing om Eva, een vrouw, te aanschouwen die de eer en de verantwoordelijkheid voor de zaken van de wereld deelde met een man. En zo eindigde hun vierde dag op aarde.

74:3.6 De vijfde dag werd benut voor de vorming van de tijdelijke regering, het bestuur dat zou functioneren tot de Melchizedek-curatoren Urantia zouden verlaten.

74:3.7 De zesde dag werd gewijd aan een inspectie van de talrijke soorten mensen en dieren. De gehele dag werden Adam en Eva langs de muren in het oosten van Eden geleid om de dieren te zien die op de planeet leefden, zodat zij meer inzicht kregen in wat er moest worden gedaan om orde te scheppen in de wanorde op een wereld die door zo’n verscheidenheid van levende schepselen werd bewoond.

74:3.8 Degenen die Adam op deze tocht vergezelden waren zeer verrast toen zij zagen hoe volledig hij de natuur en de functie begreep van de vele duizenden dieren die hem werden getoond. Zodra hij naar een dier keek, kon hij de aard en het gedrag ervan aangeven. Adam kon bij de eerste aanblik alle materiële schepselen namen geven die hun oorsprong, natuur en functie beschreven. Zij die hem op deze inspectietocht geleidden, wisten niet dat de nieuwe regeerder van de wereld een van de deskundigste anatomen was van heel Satania; bovendien was Eva al even deskundig. Adam verbaasde zijn metgezellen met beschrijvingen van menigten levende wezens die te klein zijn om met het menselijk oog gezien te kunnen worden.

74:3.9 Toen de zesde dag van hun verblijf op aarde voorbij was, rustten Adam en Eva voor de eerste maal uit in hun nieuwe woning ‘in het oosten van Eden.’ De eerste zes dagen van het avontuur op Urantia waren zeer druk bezet geweest en zij zagen met groot genoegen uit naar een dag die geheel vrij zou zijn van alle activiteiten.

74:3.10 De omstandigheden legden hun echter iets anders op. De ervaring van de dag die juist voorbij was en waarop Adam zo intelligent en grondig het dierenleven van Urantia had besproken, alsmede zijn meesterlijke installatie-rede en zijn innemende manieren, hadden het hart van de bewoners van de Hof zozeer veroverd en hun verstand zozeer geïmponeerd, dat zij niet alleen van ganser harte bereid waren de nieuw aangekomen Zoon en Dochter van Jerusem als regeerders te aanvaarden, maar dat de meesten van hen op het punt stonden zich ter aarde te werpen en hen als goden te aanbidden.

4. De eerste opschudding

74:4.1 Die nacht, de nacht na de zesde dag, gebeurden er, terwijl Adam en Eva sluimerden, vreemde dingen in de buurt van de tempel van de Vader in de centrale sector van Eden. Beschenen door het zachte licht van de maan luisterden daar honderden enthousiaste, opgewonden mannen en vrouwen urenlang naar de gloedvolle betogen van hun leiders. Zij bedoelden het goed, maar zij konden de eenvoud van de broederlijke, democratische wijze van optreden van hun nieuwe regeerders eenvoudig niet begrijpen. Lang voor het aanbreken van de dag kwamen de nieuwe, tijdelijke bestuurders van de wereldzaken bijna unaniem tot de conclusie dat Adam en zijn gezellin veel te bescheiden en pretentieloos waren. Zij waren van oordeel dat Goddelijkheid in lichamelijke vorm op aarde was neergedaald, dat Adam en Eva in feite goden waren of anders deze goddelijke staat zo nabij waren, dat hun eerbiedige aanbidding toekwam.

74:4.2 De verbazingwekkende gebeurtenissen van de eerste zes dagen van Adam en Eva op aarde waren veel te veel voor het onvoorbereide denken van zelfs de beste mensen van deze wereld; het duizelde hun en zij werden meegesleept door het voorstel om het edele paar midden op de dag naar de tempel van de Vader te brengen, opdat eenieder zich zou kunnen nederbuigen in eerbiedige aanbidding en zich in nederige onderdanigheid ter aarde zou kunnen werpen. De bewoners van de Hof waren in dit alles werkelijk oprecht.

74:4.3 Van protesteerde. Amadon was afwezig, want hij voerde het bevel over de erewacht die gedurende de nacht bij Adam en Eva was achtergebleven. Maar de bezwaren van Van werden terzijde geschoven. Hij kreeg te horen dat hij eveneens te bescheiden was, te pretentieloos; dat hijzelf bijna een god was, hoe had hij anders zo lang op aarde kunnen leven en hoe had hij zo’n grote gebeurtenis als de komst van Adam kunnen bewerkstelligen? Toen de opgewonden Edenieten op het punt stonden de hand op hem te leggen en hem de berg op te brengen om hem te aanbidden, baande Van zich een weg door de menigte heen, en aangezien hij in staat was met de middenwezens te communiceren, zond hij hun leider met grote spoed naar Adam.

74:4.4 Het was tegen de dageraad van hun zevende dag op aarde dat Adam en Eva het alarmerende nieuws van het voorstel van deze goedwillende, doch misleide stervelingen hoorden; en terwijl de passagiersvogels nog snel naar hen toevlogen om hen naar de tempel brengen, transporteerden de middenwezens, die zulke dingen kunnen doen, Adam en Eva al naar de tempel van de Vader. Het was vroeg in de morgen van deze zevende dag dat Adam vanaf de heuvel waarop zij zo kort geleden officieel waren verwelkomd, nu een toespraak hield om de orden van goddelijk zoonschap uit te leggen en om deze aardse gemoederen duidelijk te maken dat alleen de Vader en degenen die de Vader hij daartoe aanwijst, mogen worden aanbeden. Adam verklaarde ronduit dat hij alle eerbetoon zou accepteren en alle respect wilde aanvaarden, maar aanbidding nooit!

74:4.5 Dit was een gewichtige dag, en vlak voor het middaguur, ongeveer op het tijdstip dat de serafijnse boodschapper arriveerde met het bericht uit Jerusem waarbij de installatie van de regeerders van de wereld werd bevestigd, maakten Adam en Eva zich los uit de menigte, wezen naar de tempel van de Vader en zeiden: ‘Gaan jullie nu naar het materiële embleem van de onzichtbare tegenwoordigheid van de Vader, en buig je neer in aanbidding voor hem die ons allen gemaakt heeft en ons in leven houdt. En laat deze handeling de oprechte gelofte zijn dat jullie je nooit weer zult laten verleiden om iemand anders dan God te aanbidden.’ Zij deden allen zoals Adam aangaf. De Materiële Zoon en Dochter stonden met gebogen hoofd alleen op de heuvel, terwijl de mensen zich rond de tempel ter aarde wierpen.

74:4.6 En dit was de oorsprong van de traditie van de Sabbatdag. In Eden was de zevende dag altijd gewijd aan de samenkomst bij de tempel op het middaguur; het was lange tijd de gewoonte deze dag te wijden aan zelfontplooiing. De ochtend werd besteed aan lichamelijke ontwikkeling, het middaguur was gewijd aan geestelijke aanbidding, de namiddag aan intellectuele ontwikkeling, terwijl de avond werd doorgebracht in vreugdevol samenzijn. Dit is nooit een wet geweest in Eden, maar het was de gewoonte zolang het Adamische bestuur op aarde standhield.

5. Het bestuur van Adam

74:5.1 Gedurende bijna zeven jaar na de komst van Adam bleven de Melchizedek-curatoren nog in functie, maar ten slotte was de tijd daar dat zij het bestuur van de wereldzaken overdroegen aan Adam, en naar Jerusem terugkeerden.

74:5.2 Het afscheid van de curatoren nam een gehele dag in beslag en in de avond gaf elk der Melchizedeks aan Adam en Eva zijn laatste advies en zijn beste wensen. Adam had zijn raadgevers verscheidene malen verzocht bij hem op aarde te blijven, maar steeds waren deze verzoeken afgewezen. De tijd was gekomen dat de Materiële Zonen de volle verantwoordelijkheid op zich moesten nemen voor het bestuur van de zaken van de wereld. Te middernacht verlieten de serafijnse transporten van Satania aldus de planeet met veertien wezens die zij naar Jerusem brachten, want het overbrengen van Van en Amadon vond tegelijk plaats met het vertrek van de twaalf Melchizedeks.

74:5.3 Een tijdlang verliep alles redelijk goed op Urantia en het leek erop dat Adam uiteindelijk in staat zou zijn een plan te ontwikkelen om de beschaving van Eden geleidelijk verder te verbreiden. Overeenkomstig de raad van de Melchizedeks begon hij het handwerk en de kunstnijverheid aan te moedigen, met de idee om handelsrelaties aan te knopen met de buitenwereld. Toen Eden uiteenviel, functioneerden er meer dan honderd primitieve werkplaatsen en waren er uitgebreide handelsrelaties met naburige stammen aangeknoopt.

74:5.4 Eeuwenlang waren Adam en Eva geïnstrueerd in de methode tot verbeteren van een wereld die gereed was voor hun speciale bijdragen aan de vooruitgang van de evoluerende civilisatie; nu echter stonden zij oog in oog met dringende problemen zoals het vestigen van orde en gezag in een wereld van wilden, barbaren en half-geciviliseerde mensen. Afgezien van de fine fleur van de bevolking van de aarde die zich in de Hof had verzameld, waren er maar enkele groepen, hier en daar verspreid, die ook maar enigszins bereid waren de Adamische cultuur te aanvaarden.

74:5.5 Adam deed heldhaftige en vastberaden pogingen een wereldbestuur te vestigen, doch bij iedere stap stuitte hij op koppige weerstand. In heel Eden had Adam reeds een systeem van groepscontrole ingesteld en al deze groepen verenigd in het verbond van Eden. Er ontstonden echter moeilijkheden, ernstige moeilijkheden, toen hij de Hof uitging en trachtte deze ideeën toe te passen op stammen daarbuiten. Zodra de medewerkers van Adam buiten de Hof begonnen te werken, ontmoetten zij regelrechte, weloverwogen tegenstand van Caligastia en Daligastia. De gevallen Vorst was afgezet als wereldregeerder, maar hij was niet van de planeet verwijderd. Hij was nog steeds op aarde en in staat, althans tot op zekere hoogte, om alle plannen van Adam voor de rehabilitatie van de menselijke samenleving tegen te werken. Adam trachtte de rassen tegen Caligastia te waarschuwen, doch deze opgave werd zeer bemoeilijkt doordat zijn aartsvijand voor de ogen van stervelingen onzichtbaar was.

74:5.6 Zelfs onder de Edenieten waren er verwarde geesten die overhelden tot Caligastia’s leer van de ongebreidelde persoonlijke vrijheid; zij bezorgden Adam dan ook eindeloos veel problemen: steeds verstoorden zij de best opgezette plannen voor ordelijke vooruitgang en substantiële ontwikkeling. Hij zag zich ten slotte gedwongen zijn programma voor de rechtstreekse socialisatie in te trekken; hij viel terug op de organisatiemethode van Van, waarbij de Edenieten werden verdeeld in groepen van honderd, ieder met een kapitein aan het hoofd en met luitenants die verantwoordelijk waren voor iedere groep van tien.

74:5.7 Adam en Eva waren gekomen om een representatieve bestuursvorm in te stellen in de plaats van monarchaal bestuur, maar zij vonden op de gehele aarde geen bestuur dat die naam waard was. Voorlopig zag Adam af van iedere poging om een representatief bestuur in te stellen en vóór de ineenstorting van het regime van Eden slaagde hij erin daarbuiten bijna honderd handels- en sociale centra te vestigen, waar krachtige persoonlijkheden in zijn naam het bewind voerden. De meeste van deze centra waren vroeger door Van en Amadon georganiseerd.

74:5.8 Het zenden van gezanten van de ene stam naar de andere dateert van de tijd van Adam. Dit was een grote stap vooruit in de evolutie van het bestuur.

6. Het huiselijk leven van Adam en Eva

74:6.1 Het terrein waar Adam en zijn familie woonden besloeg ongeveer dertien vierkante kilometer. Direct rondom dit terrein waren voorzieningen getroffen ten behoeve van meer dan driehonderdduizend directe nakomelingen. Alleen het eerste deel van de ontworpen gebouwen werd echter ooit gebouwd. Al voordat de omvang van de Adamische familie te groot was geworden voor deze eerste voorzieningen, was het gehele plan voor Eden verstoord en de Hof ontruimd.

74:6.2 Adamszoon was de eerstgeborene van het violette ras op Urantia, gevolgd door zijn zuster, en door Evaszoon, de tweede zoon van Adam en Eva. Eva was de moeder van vijf kinderen voordat de Melchizedeks vertrokken – drie zonen en twee dochters. De volgende nakomelingen waren tweelingen. Vóór de nalatigheid baarde zij drieënzestig kinderen, tweeëndertig dochters en eenendertig zonen. Toen Adam en Eva de Hof verlieten, bestond hun familie uit vier generaties die 1647 directe afstammelingen telden. Zij kregen tweeënveertig kinderen na het verlaten van de Hof, naast de twee nakomelingen uit de verbintenissen met leden van het sterfelijke aardse ras. En dit aantal omvat niet de nakomelingen uit de verbintenissen van Adam met de Nodieten en de evolutionaire rassen.

74:6.3 De Adamische kinderen dronken geen melk van dieren wanneer zij, een jaar oud, niet langer aan de moederborst werden gevoed. Eva beschikte over de melk van een grote verscheidenheid aan noten en sappen uit vele vruchten, en daar zij de chemische samenstelling en de energie van deze voedselstoffen zeer goed kende, combineerde zij deze tot geschikte voeding voor haar kinderen totdat ze tanden kregen.

74:6.4 Terwijl het koken algemeen gebruikelijk was buiten de directe Adamische sector van Eden, werd er niet gekookt in de huishouding van Adam. Zij vonden hun voedsel – vruchten, noten en granen – al voor hen bereid terwijl ze rijpten. Zij aten eenmaal per dag, kort na het middaguur. Adam en Eva absorbeerden ook rechtstreeks ‘licht en energie’ van bepaalde uitstralingen in de ruimte in combinatie met de bijstand die hen door de boom des levens werd geboden.

74:6.5 Het lichaam van Adam en Eva straalde een flauw lichtschijnsel uit, doch zij droegen altijd kleding, naar de gewoonte van hun medewerkers. Hoewel zij overdag zeer weinig kleding droegen, deden ze bij het vallen van de duisternis omslagdoeken om voor de avond. De oorsprong van het traditionele aureool dat de hoofden van vermeend vrome en heilige mensen omringt, dateert uit de tijd van Adam en Eva. Aangezien de uitstraling van hun lichaam grotendeels werd verborgen door hun kleding, was alleen de stralende glans van hun hoofden waarneembaar. De afstammelingen van Adamszoon hebben steeds op deze wijze hun opvatting uitgebeeld van individuen die zij buitengewoon geestelijk ontwikkeld achtten.

74:6.6 Adam en Eva konden met elkaar en met hun directe kinderen communiceren over een afstand van ongeveer tachtig kilometer. Deze uitwisseling van gedachten werd bewerkstelligd door middel van zeer gevoelige, kleine met gas gevulde holten die zich dicht bij hun hersenstructuur bevonden. Door dit mechanisme konden zij gedachtentrillingen uitzenden en ontvangen. Dit vermogen werd onmiddellijk buiten werking gesteld toen hun verstand zich overgaf aan de onenigheid en ontwrichting van het kwaad.

74:6.7 De kinderen van Adam gingen naar hun eigen scholen tot zij zestien waren, waarbij de jongeren door de ouderen werden onderwezen. De kleintjes wisselden ieder half uur van activiteiten, de ouderen ieder uur. Het was bepaald een nieuw schouwspel op Urantia om deze kinderen van Adam en Eva bij hun spel te zien, vrolijke en uitbundige bezigheden puur voor de pret. Het spel en de humor van de hedendaagse rassen zijn grotendeels afkomstig van het Adamische geslacht. De Adamieten hadden allen een grote waardering voor muziek en een sterk gevoel voor humor.

74:6.8 De gemiddelde leeftijd waarop men zich verloofde, was achttien jaar, en hierna volgden deze jonge mensen een tweejarige opleidingscursus om zich voor te bereiden op de verantwoordelijkheden van het huwelijk. Op hun twintigste kwamen zij in aanmerking voor het huwelijk; na het huwelijk begonnen zij aan hun levenstaak of aan een speciale opleiding daarvoor.

74:6.9 Het gebruik van sommige latere naties om de koninklijke families, waarvan werd verondersteld dat zij van de goden afstamden, toe te staan om broer en zuster met elkaar te laten trouwen, stamt van de tradities van het Adamische nageslacht, dat wel met elkaar moest trouwen. De huwelijksplechtigheden van de eerste en tweede generatie van de Hof werden steeds door Adam en Eva voltrokken.

7. Het leven in de hof

74:7.1 De kinderen van Adam leefden en werkten, behalve de vier jaar dat zij de scholen in het westen bezochten, ‘in het oosten van Eden.’ Zij werden tot hun zestiende jaar verstandelijk onderricht volgens de methoden van de scholen op Jerusem. Van hun zestiende tot hun twintigste jaar kregen zij onderricht in de scholen van Urantia aan het andere einde van de Hof, waar zij ook onderwijs gaven in de lagere klassen.

74:7.2 Het schoolsysteem in het westen van de Hof was geheel gericht op socialisatie. De ochtendpauzes werden gewijd aan praktische tuin- en landbouw, en de middagpauzes aan sport en spel. De avonden werden gebruikt voor sociaal contact en de ontwikkeling van persoonlijke vriendschappen. De godsdienstige en seksuele opvoeding werden beschouwd als zaken van het huisgezin, de taak van ouders.

74:7.3 Het onderwijs in deze scholen omvatte onderricht inzake:

74:7.4 1. gezondheid en lichaamsverzorging;

74:7.5 2. de gulden regel, de richtlijn voor sociale omgang;

74:7.6 3. het verband tussen de rechten van het individu en de rechten van de groep en verplichtingen jegens de gemeenschap;

74:7.7 4. de geschiedenis en cultuur van de verschillende rassen op aarde;

74:7.8 5. methoden om de wereldhandel te bevorderen en te verbeteren;

74:7.9 6. de coördinatie van tegenstrijdige plichten en gevoelens;

74:7.10 7. het bevorderen van spel, humor en wedstrijdsport als vervanging van lichamelijke gevechten.

74:7.11 De scholen en in feite alle activiteiten in de Hof, stonden altijd open voor bezoekers. Ongewapende waarnemers werden vrijelijk voor korte bezoeken in Eden toegelaten. Om in de Hof te mogen wonen, moest een Urantiaan worden ‘geadopteerd.’ Hij werd onderricht inzake het plan en het doel van de Adamische zelfschenking, maakte duidelijk dat hij voornemens was zich bij deze missie aan te sluiten en legde dan een verklaring van loyaliteit af aan het sociale bewind van Adam en de geestelijke soevereiniteit van de Universele Vader.

74:7.12 De wetten van de Hof waren gebaseerd op de vroegere regels van Dalamatia en werden afgekondigd onder zeven hoofden:

74:7.13 1. de wetten voor de gezondheid en hygiëne;

74:7.14 2. de sociale voorschriften van de Hof;

74:7.15 3. het reglement voor handel en nijverheid;

74:7.16 4. de regels voor eerlijk spel en competitie;

74:7.17 5. de regels voor het huiselijk leven;

74:7.18 6. de gedragsregels gebaseerd op de gulden regel;

74:7.19 7. de zeven geboden van het hoogste morele recht.

74:7.20 De morele wetgeving van Eden verschilde weinig van de zeven geboden van Dalamatia. De Adamieten onderrichtten echter vele bijkomende redenen voor deze geboden; in verband met het verbod van moord, bijvoorbeeld, werd de inwoning van de Gedachtenrichter aangevoerd als een bijkomende reden om geen menselijk leven te vernietigen. Zij leerden dat ‘al wie ’s mensen bloed vergiet, zijn bloed zal door de mens vergoten worden, want naar het beeld Gods maakte hij de mens.’

74:7.21 Het tijdstip voor de openbare godsverering in Eden was het middaguur; zonsondergang was het uur van godsverering in de familiekring. Adam deed zijn best om het gebruik van vaste gebeden tegen te gaan, waarbij hij leerde dat een doeltreffend gebed geheel individueel moet zijn, het ‘verlangen van de ziel;’ de Edenieten gingen echter door met het gebruik van de gebeden en formules die hen sinds de tijd van Dalamatia waren overgeleverd. Adam trachtte ook de bloedoffers in de religieuze ceremoniën te vervangen door het offeren van de vruchten van het land, maar was daar, voordat de Hof werd ontwricht, nog niet veel verder mee gekomen.

74:7.22 Adam trachtte de rassen de gelijkheid der seksen bij te brengen. De wijze waarop Eva haar echtgenoot terzijde stond, maakte diepe indruk op alle bewoners van de Hof. Adam leerde hun met nadruk dat de vrouw, evengoed als de man, haar bijdrage levert in de levensfactoren die tezamen een nieuw wezen vormen. Vóór die tijd had het mensdom aangenomen dat de gehele voortplanting zetelde in de ‘lendenen van de vader.’ Zij beschouwden de moeder als een wezen dat slechts diende voor de voeding van de ongeborene en de verzorging van de pasgeborene.

74:7.23 Adam onderrichtte zijn tijdgenoten in alle dingen die zij konden begrijpen, maar vergelijkenderwijs gesproken was dat niet erg veel. Niettemin zagen de meer intelligente rassen op aarde vol verwachting uit naar het ogenblik dat hun zou worden toegestaan met de superieure kinderen van het violette ras te trouwen. En Urantia zou een heel andere wereld zijn geworden als dit grootse plan om de rassen te verheffen zou zijn uitgevoerd! Zelfs de kleine hoeveelheid bloed van dit geïmporteerde ras dat de evolutionaire volken terloops bemachtigden, heeft al een enorme winst betekend.

74:7.24 En zo werkte Adam voor het welzijn en de verheffing van de wereld die zijn verblijfplaats was. Het was evenwel een moeilijke taak deze gemengde en verbasterde volken op betere wegen te leiden.

8. De scheppingslegende

74:8.1 Het verhaal van de schepping van Urantia in zes dagen was gebaseerd op de overlevering dat Adam en Eva precies zes dagen hadden doorgebracht met hun eerste verkenning van de Hof. Deze omstandigheid verleende een bijna heilige sanctie aan de tijdsperiode van de week, die oorspronkelijk was ingevoerd door de Dalamatiërs. Dat Adam zes dagen doorbracht met het bezichtigen van de Hof en het maken van voorlopige organisatorische plannen, was niet van te voren geregeld, het had zich zo van dag tot dag ontwikkeld. Het kiezen van de zevende dag voor godsverering vloeide geheel voort uit de feiten die hier beschreven zijn.

74:8.2 De legende van het scheppen van de wereld in zes dagen is later bedacht, in feite meer dan dertigduizend jaar later. Eén onderdeel van het verhaal, de plotselinge verschijning van de zon en de maan, is wellicht ontsprongen aan de overleveringen over het moment waarop de wereld plotseling opdook uit een dichte wolk fijn ruimtestof, die zowel de zon als de maan lang had verduisterd.

74:8.3 Het verhaal van de schepping van Eva uit een rib van Adam is een verkorte en verwarde weergave van de komst van Adam, en de hemelse chirurgische ingreep in verband met de uitwisseling van levende substanties bij de gelegenheid van de komst van de fysieke staf van de Planetaire Vorst, meer dan vierhonderdvijftigduizend jaar tevoren.

74:8.4 Het merendeel deel van de volken der wereld is beïnvloed door de overlevering dat er voor Adam en Eva bij hun aankomst op Urantia fysieke lichamen werden geschapen. Het geloof dat de mens uit klei was geschapen was op het Oostelijk Halfrond welhaast universeel; deze overlevering kan de hele wereld rond worden getraceerd, van de eilanden der Filippijnen tot aan Afrika toe. En vele groepen aanvaardden dit verhaal over de oorsprong van de mens uit klei middels een vorm van speciale schepping, in de plaats van hun eerdere geloof in de voortgaande schepping – evolutie.

74:8.5 Waar de invloeden van Dalamatia en Eden ontbraken, neigde de mensheid tot het geloof in de geleidelijke opklimming van het menselijke ras. Het feit van de evolutie is geen moderne ontdekking; de ouden begrepen reeds het langzame, evolutionaire karakter van de menselijke vooruitgang. De oude Grieken hadden duidelijke ideeën hierover, ondanks de nabijheid van Mesopotamië. Hoewel de verschillende aardse rassen op treurige wijze verward raakten in hun opvattingen over evolutie, geloofden en onderrichtten vele primitieve stammen niettemin dat zij afstammelingen waren van verschillende dieren. Primitieve volken hadden de gewoonte de dieren waarvan zij veronderstelden dat ze eens hun voorgeslacht waren geweest, als hun ‘totems’ uit te kiezen. Bepaalde Noordamerikaanse Indianenstammen geloofden dat zij waren voortgekomen uit bevers en prairiewolven. Zekere Afrikaanse stammen leren dat zij afstammen van de hyena, een Maleisische stam van de lemuur, een groep in Nieuw-Guinea van de papegaai.

74:8.6 De Babyloniërs konden het verhaal van de schepping van de mens verfraaien en uitbreiden door hun rechtstreeks contact met de overblijfselen van de beschaving der Adamieten; zij onderrichtten dat de mens rechtstreeks van de goden afstamde. Zij hielden vast aan een aristocratische oorsprong van de mensheid die onverenigbaar was zelfs met de leer van de schepping uit klei.

74:8.7 Het Oud-Testamentische scheppingsverhaal dateert van lang na Mozes, die de Hebreeërs nooit zulk een vervormde geschiedenis heeft onderricht. Wel gaf hij de Israelieten een eenvoudig, beknopt verhaal over de schepping, in de hoop daardoor kracht bij te zetten aan zijn oproep om de Schepper, de Universele Vader, die hij de Here God van Israel noemde, te aanbidden.

74:8.8 In zijn aanvankelijke onderricht trachtte Mozes zeer wijselijk niet terug te gaan tot de tijd van vóór Adam, en aangezien Mozes de hoogste leraar was van de Hebreeërs, raakten de verhalen over Adam nauw verweven met die over de schepping. Dat de oudere overleveringen erkenden dat er al vóór Adam een civilisatie had bestaan, wordt duidelijk aangetoond door het feit dat latere bewerkers die de bedoeling hadden alle toespelingen op menselijke aangelegenheden uit de tijd vóór Adam uit te wissen, verzuimden de veelbetekenende toespeling te verwijderen op de emigratie van Ka ï n naar ‘het land van Nod,’ waar hij zich een vrouw nam.

74:8.9 De Hebreeërs kenden nog lang nadat zij Palestina hadden bereikt, geen geschreven algemeen gebruikte taal. Zij leerden het gebruik van een alfabet van de naburige Filistijnen, die politieke vluchtelingen waren uit de hogere civilisatie van Kreta. De Hebreeërs stelden weinig op schrift tot ongeveer 900 jaar v.Chr., en doordat zij zo lang geen geschreven taal hadden gehad, waren er meerdere onderling verschillende verhalen over de schepping bij hen in omloop; na de Babylonische ballingschap voelden zij er meer voor om een gemodificeerde Mesopotamische versie te aanvaarden.

74:8.10 De Joodse traditie kristalliseerde zich rond Mozes, en omdat deze had getracht de afstamming van Abraham tot Adam terug te voeren, namen de Joden aan dat Adam de eerste was van het gehele mensdom. Jahweh was de schepper en aangezien Adam werd verondersteld de eerste mens te zijn geweest, moest Jahweh de wereld wel hebben gemaakt kort voordat hij Adam maakte. Vervolgens werd de traditie over de zes dagen van Adam in het verhaal gevlochten, met het gevolg dat bijna duizend jaar na Mozes’ verblijf op aarde de traditie over de schepping in zes dagen op schrift werd gesteld en vervolgens aan hem werd toegeschreven.

74:8.11 Toen de Joodse priesters naar Jeruzalem terugkeerden, hadden zij het schrijven van hun verhaal over het ontstaan der dingen reeds voltooid. Al spoedig beweerden zij dat dit verslag een kortelings ontdekte verhaal over de schepping was, dat Mozes had geschreven. De Hebreeërs rond 500 jaar v. Chr. beschouwden deze geschriften echter niet als goddelijke openbaringen; zij zagen ze zo ongeveer als latere volken mythologische verhalen beschouwen.

74:8.12 Dit pseudo-document, waarvan gezegd werd dat het het onderricht van Mozes bevatte, werd onder de aandacht gebracht van Ptolemeüs, de Griekse koning van Egypte, en deze liet het door een commissie van zeventig geleerden in het Grieks vertalen voor zijn nieuwe bibliotheek in Alexandrië. En zo vond dit verhaal een plaats tussen de geschriften die vervolgens werden opgenomen in de latere verzamelingen der ‘heilige schrift’ van de Hebreeuwse en Christelijke godsdiensten. En doordat zij werden vereenzelvigd met deze theologische stelsels, hebben deze ideeën de filosofie van vele westerse volken gedurende lange tijd sterk beïnvloed.

74:8.13 De Christelijke leraren bestendigden het geloof in de fiat-schepping van het menselijk ras en dit alles heeft rechtstreeks geleid tot de opstelling van de hypothese dat er eens een gouden eeuw van utopische gelukzaligheid had bestaan en tot de theorie van de val van de mens of de supermens, als verklaring voor de niet-utopische staat van de samenleving. Deze visies op het leven en de plaats van de mens in het universum waren op hun best ontmoedigend, aangezien zij gebaseerd waren op een geloof in terugval veeleer dan vooruitgang, en bovendien een wraakzuchtige Godheid impliceerden, die zijn gramschap op het menselijk ras had gekoeld als vergelding voor de dwalingen van zekere voormalige bestuurders van de planeet.

74:8.14 De ‘gouden eeuw’ is een mythe, maar Eden was een feit, en de civilisatie van de Hof werd werkelijk ten val gebracht. Adam en Eva hadden honderdzeventien jaar doorgezet in de Hof, toen zij zich door het ongeduld van Eva en de beoordelingsfouten van Adam aanmatigden af te wijken van de verordineerde weg, waardoor zij snel onheil over zichzelf brachten en een rampzalige vertraging in de zich ontwikkelende vooruitgang van geheel Urantia veroorzaakten.

74:8.15 [Verhaald door Solonia, de serafijnse ‘stem in de Hof.’]